Type">
Goden
Goden
See this text in
Inleiding
Offers in het water
Zowel in de Late IJzertijd als in de Romeinse tijd kende men goden en
godinnen die zorgden voor een goede gang van de dagelijkse
beslommeringen. De namen van goden in de Late IJzertijd kennen we niet,
omdat er geen geschreven bronnen zijn uit die tijd. We weten wel dat de
mensen offers brachten aan de goden. Vooral rivieren waren populair als
offerplaats. Men gooide hier wapens en andere voorwerpen in. Bij Kessel
en Lith bijvoorbeeld, in het rivierengebied, is veel van dit materiaal
opgebaggerd. Hier zijn zelfs menselijke botten gevonden, waarvan het
aannemelijk is dat ze als offer in het water terecht zijn gekomen. Ook
in het noorden van het land waren natte plekken populair voor offers.
Uit de Drentse venen zijn bijvoorbeeld veel vondsten gekomen.
Oude en nieuwe goden
In de Romeinse tijd leerden de inheemse mensen andere goden kennen. De
Romeinse overheerser was erg tolerant waar het om religie ging in hun
nieuw veroverde gewesten. Iedereen mocht in grote mate zijn eigen
geloof houden, als dat de inlijving en orde binnen het Romeinse rijk
maar niet in de weg stond. Met de Romeinen kwamen ook de goden uit de
Romeinse wereld mee naar de nieuwe gebieden. De Romeinen hadden onder
andere goden voor het weer, het gewas, geluk, welvaart, vruchtbaarheid,
dood en oorlog. De meeste goden bestreken meerdere gebieden. Zo was
Mars de god van de oorlog, maar
ook een god van
vruchtbaarheid en het
gewas. In de steden, waar veel mensen woonden van buiten de eigen
regio, konden de Romeinse goden een sterke aanhang krijgen. Het
platteland werd daarentegen voornamelijk bevolkt door de inheemse
bevolking. Zij gaven hun eigen gewoonten en gebruiken, normen en
waarden niet zo maar op. Ze hebben heel duidelijk hun eigen keuzes
gemaakt en de elementen uit de Romeinse cultuur over genomen die pasten
in hun eigen wereld.
Een god met een dubbele identiteit
In de Romeinse tijd kregen de inheemse goden op die manier vaak
een dubbele identiteit: aan de inheemse god Magusanus werd
bijvoorbeeld de Romeinse held en halfgod Hercules gekoppeld, zodat er
een nieuwe god ontstond met een dubbele naam: Hercules Magusanus. Zowel
Hercules als Magusanus vervulden waarschijnlijk een vergelijkbare
“functie” voor de samenleving. Voor een godheid met een dubbele
identiteit koos men in de noordwestelijke provincies het liefste voor
Mars of Mercurius, maar ook Hercules, Apollo en Silvanus komen voor. In
het noorden van Germania Inferior was Hercules
duidelijk
populair, maar
verder naar het zuiden van de provincie werd vaker voor Mars gekozen
dan voor Hercules. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het karakter
van de streek. Mars werd in de mediterrane wereld geassocieerd met de
bescherming van grote akkerbouw- en wijnteelt bedrijven en paste dus
goed in de levenswijze van de zuidelijke boeren. Hercules was de
beschermer van de herders en sprak daardoor de mensen van de veeteelt
gebieden in het huidige Nederland aan. Het blijkt dus dat er heel
bewuste keuzes zijn gemaakt voor een bepaalde Romeinse godheid.
Integratie
Het
proces dat een Romeinse en een inheemse godheid aan elkaar gelijk
gesteld worden, wordt vaak aangeduid met de Latijnse term interpretatio
Romana. Deze term kennen we uit teksten van de Romeinse
schrijver
Tacitus, waarin hij de door de Germanen vereerde goden beschrijft en
vergelijkt met, voor de Romeinse lezer bekende, Romeinse goden. Men
gaat er over het algemeen van uit dat deze koppeling tussen inheemse en
Romeinse goden gelegd werd door de Romeinen, zodat hun overheersing
makkelijker geaccepteerd zou worden. In een net zo aannemelijke theorie
werd de koppeling tussen beide goden echter gelegd door inheemse
magistraten of priesters, die aan de belangrijkste (regionale) cultus
verbonden waren. Zij hadden een machtspositie binnen hun eigen volk en
het meeste contact met de Romeinse overheersers. Door een koppeling te
maken tussen hun eigen goden en de Romeinse goden, toonden de inheemse
machthebbers hun bereidheid zich aan te passen aan de Romeinse
overheersers, zonder daarbij hun eigen religieuze traditie volledig op
te geven.
Bewijzen voor inheemse goden
Geschreven beloftes
De Romeinen brachten het schrift mee naar Nederland. Het is heel
goed
mogelijk dat de goden uit de Late IJzertijd nog steeds vereerd werden
in de Romeinse tijd. We kunnen dit echter niet controleren, omdat
alleen uit de Romeinse tijd wat namen zijn overgeleverd. Het schrift
ging een rol spelen in de cultus, omdat de inheemse mensen deels de
Romeinse gewoonte over namen om een zogenaamd wijaltaar (van ‘wijden’,
opdragen aan) op te richten als een god goed voor je gezorgd had. Er
werden afspraken gemaakt tussen de godheid en de gelovige. Als de
godheid de gevraagde gunsten verleende, dan stond daar een offer van de
gelovige tegenover. Rijkere gelovigen richtten een wijaltaar op, waarop
te lezen was dat zij zich aan deze belofte hadden gehouden. Deze
wijaltaren vertellen in ieder geval de naam van de god en meestal ook
een naam en functie van de oprichter van het altaar. Een aantal
gevonden wijaltaren
is afkomstig van
mensen uit andere gebieden – soldaten, veteranen of handelaren - die
hier
aan de goden offerden. Dit waren deels goden die ze uit hun eigen
vertrouwde
omgeving kenden en die eigenlijk vreemd waren in deze streken. Zo
offerden burgers
en schippers uit de omgeving van Tongeren aan de godin Viradecdis en
een tribuun
uit het dertigste legioen liet een tempel en een wijaltaar achter voor
de godin
Iseneucaega. Het is niet bekend of deze godinnen, die door mensen van
elders
werden vereerd, ook aanhang hadden onder de lokale bevolking.
Inheemse namen
Een
aantal van de
bekende godennamen is taalkundig gezien duidelijk
inheems. Zo kennen we uit historische bronnen en inscripties
bijvoorbeeld Hurstgra, Hludana, Baduhennae, Exomna en Viradecdis.
Andere
voorbeelden zijn Haeva, Sandraudiga, Nehalennia, Iseneucaega, de
Mopates en de Aufaniae. Het valt op dat de overgeleverde inheemse
godennamen vrijwel allemaal betrekking hebben op godinnen. In de
Romeinse tijd droegen velen van hen de Latijnse toevoeging Dea
(‘godin’). De goden met een ‘dubbele naam’ zoals Hercules Magusanus,
die dus ook nog deels inheems genoemd kunnen worden, zijn overigens
allemaal mannelijk. Een bijzondere vondst is een altaar dat door een
Bataafs echtpaar aan twee goden samen werd gewijd: aan de god Magusanus
en de godin Haeva. Wellicht vormden deze twee goden een koppel in de
Bataafse mythologie.
Krijgers en soldaten
Buiten de geschreven bronnen geven vooral de offergaven
informatie over
de vereerde godheid. Zo had de inheems-Romeinse god Hercules Magusanus
duidelijk iets te maken met oorlogvoering. Een sterke aanwijzing
hiervoor is gelegen in de keus voor een koppeling met Hercules, die in
de Romeinse wereld een icoon was voor krijgers. Bij de tempel in Empel
zijn bovendien heel veel onderdelen van militaire uitrustingsstukken
gevonden. Hercules Magusanus lijkt een populaire god te zijn geweest
voor de soldaten in het Romeinse leger. Waarschijnlijk waren de
soldaten afkomstig uit onze streken, want het offeren van wapens was
niet gebruikelijk in het Romeinse leger. Onder de inheemse bevolking
van het huidige Nederland kwam het van oudsher echter veel voor. Veel
rekruten uit het Romeinse leger waren afkomstig van de
bevolkingsgroepen langs de Rijn, zoals de Bataven. Een uit het
heiligdom van Empel afkomstige inscriptie op een bronzen plaatje
vertelt dat Iulius Genialis, een veteraan uit het 10e legioen, hier een
wijgeschenk achterliet, waarschijnlijk vergezeld door de inscriptie op
het plaatje.
Voorstellingen van de goden
Inheemse goden
Een menselijke gestalte
De inheemse bevolking kende niet of nauwelijks de gewoonte om
hun goden
af te beelden. Vanaf de Romeinse tijd veranderde dit. Men nam de
Romeinse gewoonte over om een god een menselijke gestalte te geven. Op
de in Nederland gevonden wijaltaren voor inheemse godinnen en goden
staat vaak alleen een tekst. Op de enkele afbeeldingen die wel zijn
gevonden is hun uiterlijk veelal overgenomen van de Romeinse
beeldhouwkunst. De inheemse goden kregen daarmee een typisch Romeins
uiterlijk. Deze menselijke figuren hadden bepaalde attributen bij zich,
die te maken hadden met hun eigenschappen en waardoor ze herkenbaar
waren. De godin Iseneucaega (of Seneucaega, want de tekst is slecht
leesbaar) werd bijvoorbeeld afgebeeld in een korte tunica met een
pijlkoker op haar rug, waaruit ze net een pijl haalt. Naast de godin
staat een hond. De afbeelding vertoont sterke overeenkomsten met
voorstellingen van de Romeinse godin Diana. Het altaar met afbeelding
is tijdens kleiwinningswerkzaameden gevonden vlakbij Tiel en opgericht
door Ulfenus, zoon van Publius, tribuun van het 30e legioen. Ulfenus
loste zijn gelofte aan de godin in door, volgens de tekst op het
altaar, een tempel van de grond af te laten opbouwen in 222 na Chr. De
genoemde tempel is helaas (nog) nergens gevonden.
Altaren van de zeelieden
De godin Nehalennia is veelvuldig afgebeeld op de tientallen
wijaltaren die in de tweede en derde eeuw voor haar werden opgericht
langs de
Zeeuwse kust. Handelaren en schippers uit vele windstreken vroegen hier
haar
gunsten voor een behouden overtocht over de wilde Noordzee. Als vaste
attributen heeft ze vrijwel altijd een mand met vruchten naast haar of
in haar
schoot als teken van vruchtbaarheid. Soms heeft ze een hoorn des
overvloeds in
haar hand; een symbool voor rijkdom en voorspoed. Zij zelf zit op een
stoel. In haar hand heeft ze soms een
scheepsroer, een symbool voor haar rol als beschermvrouwe van de
zeelieden. Aan
haar ene zijde staat een grote mand met vruchten, aan de andere zijde
zit meestal
een hond. Zij had, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de boven genoemde
Iseneucaega, niet het uiterlijk van een van de goden uit het Romeinse
Pantheon.
Zij lijkt in haar voorkomen meer op de voorouderlijke moedergodinnen,
die onder
andere in het gebied rondom Keulen werden vereerd.
Een haan voor Arcanua
Van de godin Arcanua zijn geen voorstellingen gevonden. We kennen haar
naam uit twee inscripties van dezelfde vindplaats. Eén daarvan
bevond zich op het voetstuk van een bronzen beeldje van een haan, wat
misschien een attribuut was van de godin. Op het voetstuk staat een
tekst ingekrast: ‘DEAE ARCANVE VLPIVS/VERINVS VETERANVS LEG VI
V.S.L.M.’, wat kan worden vertaald met: ‘Aan de godin Arcanua heeft
Ulpius Verinus, veteraan van het zesde legioen, zijn gelofte ingelost,
gaarne en met reden’. De rug van de haan is hol, wat er op kan wijzen
dat het beeldje als kaarsenstandaard of olielampje dienst deed. De
borst, kam en ogen zijn geëmailleerd, zodat het geheel een bonte
indruk maakt. In het Rijnland zijn meer van dergelijke hanen gevonden,
maar geen van hen droeg een opschrift.
Goden met een dubbele naam en Romeinse
goden
Een Fransman in Nederland
Van de meer Romeinse goden weten we eveneens weinig over hun uiterlijk.
Eén van de spaarzame afgebeelde goden is Mercurius Arvernus. Hij
is afgebeeld op een wijaltaar, dat was ingemetseld in een kerkmuur in
Horn (Limburg). De originele standplaats is niet bekend, maar deze moet
ongetwijfeld worden gezocht in een heiligdom in de directe omgeving.
Mercurius Arvernus was waarschijnlijk een god van de Arverni, een volk
in de Auvergne in Frankrijk. Het altaar is geplaatst door Irmidius
Macro, waarover we helaas verder niets weten. In het bovendeel van het
wijgeschenk is Mercurius Arvernus zittend in een nis voorgesteld. Over
zijn linker schouder en arm hangt een mantel, die over zijn linkerbeen
valt. In zijn linkerhand heeft hij een slangenstaf vast, een zogenaamde
‘caduceus’. In zijn rechterhand heeft hij waarschijnlijk een beurs, die
kan verwijzen naar Mercurius’ rol als god van de handel. Achter de god
ligt een bok op de grond. De zijkanten van het altaar vertoonden
eveneens reliëfs. Onder de centrale afbeelding staat een tekst,
die helaas nogal beschadigd is. De tekst luidt waarschijnlijk: 'Aan
Mercurius Arvernus heeft Irmidius Macro op diens bevel (dit)
tempel(tje) gewijd'. Het moet dus in of bij een tempel gestaan
hebben.
God van de Bataven
De beroemde Hercules Magusanus, de hoofdgod van de Bataven, is een
aantal keer uitgebeeld. Het lijkt er op dat Hercules Magusanus, ondanks
zijn oorspronkelijk inheemse achtergrond, volledig werd voorgesteld als
de Romeinse god Hercules. Een tweetal wijaltaren uit Bonn, uit de
tweede helft van de tweede en de eerste helft van de derde eeuw, tonen
Hercules Magusanus als Hercules met een knots, waarop hij met zijn
rechterhand leunt. Over zijn linkerarm hangt de leeuwenhuid en in zijn
linkerhand houdt hij de appels van de Hesperiden. Op één
van de stenen uit Bonn is ook de hellehond Cerberus afgebeeld. Een
andere voorstelling van Hercules Magusanus vinden we op de achterzijde
van munten van Postumus. Hier is hij eveneens afgebeeld als Hercules,
leunend op een knots en de rechterhand met de appels op zijn rug. Een
populaire voorstelling van Hercules uit het mediterrane gebied. In de
tempel van Empel, het enige heiligdom dat direct aan Hercules Magusanus
is toe te wijzen, is een beeldje gevonden van Hercules, met
leeuwenhuid, vermoedelijk een knots en een drinkbeker in zijn hand. De
afbeeldingen verwijzen allemaal naar de mythen over Hercules die in het
Romeinse rijk bekend waren en die kennelijk versmolten zijn geraakt met
de mythen rond de inheemse god Magusanus.
Godenbeeldjes
Daarnaast werden er in Empel en ook elders beelden en beeldjes van
andere Romeinse goden gevonden. De meeste beelden zijn in brons
uitgevoerd, maar van een aantal godinnen zijn ook aardewerken beeldjes
gevonden. Die worden overigens meestal in graven aangetroffen. Het is
niet helemaal duidelijk hoe deze beeldjes van Romeinse goden moeten
worden geïnterpreteerd, omdat we over de religie in Romeins
Nederland en hoe deze werd beoefend eigenlijk heel weinig weten.
Speciale vormen van verering
In
Nederland zijn
diverse fragmenten gevonden van zogenaamde
Jupiterzuilen. Dat waren zuilen ter ere van de Romeinse oppergod
Jupiter,
meestal opgericht door particulieren. Bovenop de zuil stond een beeld
van
Jupiter. De Jupiterzuilen stonden in steden en plattelandscentra, maar
vooral
op het platteland en bij villae. Ze komen in het bijzonder voor in de
beide
Germaanse provincies, maar ook in Gallia Belgica en incidenteel in de
overige
Gallische provincies. In Nederland zijn de meeste fragmenten met name
afkomstig
uit Zuid-Limburg. Maar ook elders in Nederland zijn stukken gevonden,
zoals in
Valkenburg (Zuid Holland). Nijmegen heeft zelfs vrij veel fragmenten
opgeleverd.
Jupiter-gigant-zuil
Er valt een onderscheid te maken in verschillende
type
Jupiterzuilen. Het opvallendste verschil wordt gevormd door het beeld
van
Jupiter dat de zuil bekroonde. Bij de zogenaamde Jupiter-gigant-zuil
wordt
Jupiter te paard voorgesteld en springt hij over één of
meer giganten
(mythische wezens met slangenbenen) heen. Bij een ander type, de
Nedergermaanse
Jupiterzuil, is Jupiter gezeten op een troon (als de Olympische Zeus).
Beide
zuiltypen onderscheiden zich ook nog door andere kenmerken. Zo kent de
Jupiter-gigant-zuil een opmerkelijke sokkel in de vorm van een
‘viergodensteen’. Hierop zijn aan drie of vier zijden Romeinse goden
afgebeeld
(meestal Juno, Minerva, Hercules en Mercurius). Erboven was vaak nog
een tweede
sokkel (achtzijdig of rond) geplaatst met voorstellingen van de
weekgoden. Op
de sokkels stond een, meestal met schubben versierde, zuil. De zuil
werd
bekroond door een kapiteel, waarin vaak ook figuren waren afgebeeld,
zoals de vier
seizoenen of verstrengelde giganten. Bovenop stond vervolgens het beeld
van
Jupiter te paard.
De bloeiperiode van de
Jupiter-gigant-zuil lag in het einde
van de tweede en de derde eeuw na Chr. Het type is kenmerkend voor
Germania
Superior en het oostelijke deel van Gallia Belgica. Het lijkt aan te
sluiten
bij inheemse geloofsvoorstellingen van het Keltische gebied. In de
civitas
Tungrorum, waarvan het Belgische Tongeren de hoofdstad was, komt het
type
opvallend vaak voor. Dat geldt ook voor Maastricht, dat waarschijnlijk
ook deel
uitmaakte van de Tongerse civitas. In Maastricht zijn diverse
fragmenten
gevonden van dergelijke zuilen, al zijn ze niet allemaal compleet te
reconstrueren. Het betreft geschubde zuilen en ten minste drie
viergodenstenen,
maar ook een groot kapiteel met de personificaties van de vier
seizoenen. De indrukwekkendste
viergodensteen van
Nederlandse bodem is de bijna 1 meter hoge sokkel van Kessel (Limburg)
met
reliëfs van Iuno, Minerva en Hercules. In
Tongeren is één van de belangrijkste
representanten van de bekronende
ruitergroep gevonden.
Nedergermaanse Jupiterzuil
De Nedergermaanse Jupiterzuil was eenvoudiger dan
de
Jupiter-gigant-zuil en vermoedelijk meestal ook kleiner. De zuil droeg
een
beeld van Jupiter, gezeten op een troon. Zij had, in tegenstelling tot
de
variant met de ruiter, meestal geen viergodensteen als sokkel. Wel
werden er op
de zuil drie godenvoorstellingen boven elkaar aangebracht. Op die
manier had de
zuil een heel duidelijke voorkant. De zuil zelf was meestal, net als de
variant
met de giganten, versierd met schubben, al komen ook gladde zuilen
voor. Dit
type zuil komt vooral voor in de civitas Ubiorum, rondom de hoofdstad
Keulen en
elders in Germania inferior. Nijmegen heeft vrij veel fragmenten van
Jupiterzuilen
opgeleverd Hier zijn drie beelden van een tronende Jupiter gevonden,
maar er is
ook een bijzondere variant bij: een staande Jupiter die worstelt met
een
gigant. De Nijmeegse zuilen, waaronder delen van geschubde zuilen met
godenvoorstellingen, stammen waarschijnlijk uit de late tweede en
vroege derde
eeuw. Naast deze Nijmeegse groep is
een
opvallende vondstgroep bekend uit Grevenbicht, waar drie beelden van
een
tronende Jupiter en resten van de zuilen zijn gevonden. De
Jupiterzuilen van
Grevenbicht zijn afkomstig van een villaterrein. Dit zuiltype beleefde
zijn
bloeitijd tegelijk met de Jupiter-gigant-zuil, in het einde van de
tweede en in
de derde eeuw na Chr.
Godenpijlers
De monumentale godenpijlers vormen een verwant
type
godenmonumenten. Dit zijn geen ‘zuilen’ (ronde doorsnede, aan
één stuk) die een
godenbeeld dragen, maar ‘pijlers’ (vierkante doorsnede,
opeengestapeld). Net
zoals de viergodenstenen aan vier zijden van godenreliëfs voorzien
konden zijn,
vertoonden de pijlers meer etages boven elkaar met godenvoorstellingen.
Een van de vroegste godenpijlers die we
kennen, stond in de
oudste Romeinse stad in Nederland: Oppidum Batavorum bij Nijmegen. Het
is het
vroegste en belangrijkste voorbeeld van Romeinse beeldhouwkunst uit ons
land.
De Nijmeegse godenpijler moet omstreeks 17 na Chr. zijn opgericht als
een
monument ter ere van de overwinningen van het Romeinse leger in naam
van keizer
Tiberius. Zij werd niet bekroond door
Jupiter, maar door de keizer. De pijler was overladen met
propagandistische
godenvoorstellingen voor het Romeinse gezag, maar speelde ook een
centrale rol
in de Romeinse cultus in de net nieuw gestichte stad. Het monument, dat
inclusief het beeld van een staande keizer ca. 7,50 meter hoog is
geweest, is
geen Jupiterzuil in de zin van zijn latere opvolgers, maar kan wel een
vroeg
moment in de ontwikkeling van dat monumenttype markeren.
In Maastricht zijn de resten van een
kolossale Jupiterpijler
gevonden uit de periode 138-180 na Chr. De pijler is, inclusief
het meer dan manshoge beeld van een
staande
Jupiter, bijna tien meter hoog geweest. De pijler zelf bestond uit
opeengestapelde blokken kalksteen, waarop aan alle zijden
godenvoorstellingen
waren gebeeldhouwd. Het was door zijn grootte en schitterende
uitvoering een buitengewoon
monumentale pijler, die waarschijnlijk als voorbeeld heeft gediend voor
diverse
Jupiterpijlers in de verre omgeving. Hoewel het monumenttype sterk
afwijkt van
de bekende Jupiterzuilen met tronende Jupiter en Jupiter-gigant-zuilen,
moet
deze pijler tot dezelfde groep gerekend worden. Het komt ook in
dezelfde
periode voor. Door bijvoorbeeld de gebruikte steensoort, en door haar
uitzonderlijke artistieke kwaliteit is het vrijwel zeker dat deze zuil
is
gemaakt in opdracht van de Romeinse overheid. De pijler werd gevonden
in een
Romeins tempelcomplex onder het huidige hotel Derlon. Het voetstuk van
de
pijler ligt nog altijd op zijn oorspronkelijke plaats binnen een eigen
ommuring. Het heiligdom met het voetstuk is te bezichtigen in Museumkelder
Derlon.
Samenvatting
Oude goden
Zowel in de Late IJzertijd als in de Romeinse tijd
kende men
goden en godinnen die zorgden voor een goede gang van de dagelijkse
beslommeringen. De namen van goden in de Late IJzertijd kennen we niet,
omdat
er geen geschreven bronnen zijn uit die tijd. We weten wel dat de
mensen offers
brachten aan de goden. Vooral rivieren en andere natte plekken waren
populair
als offerplaats. De Romeinse overheerser was erg tolerant waar het om
religie
ging in hun nieuw veroverde gewesten. Iedereen mocht in grote mate zijn
eigen
geloof houden, als dat de inlijving en orde binnen het Romeinse rijk
maar niet
in de weg stond. Uit vele vondsten blijkt dat de inheemse goden nog
steeds
vereerd werden in de Romeinse tijd.
Goden vereren
Met de komst van de Romeinen werd er een nieuw
element
toegevoegd aan de religie van de inheemse mensen: men nam de Romeinse
gewoonte
over om een zogenaamd wijaltaar (van ‘wijden’, opdragen aan) op te
richten als
je wilde dat een god goed voor je zorgde of gezorgd had. Hierop stond
een tekst
en vaak een afbeelding van de desbetreffende godheid. Hierdoor kennen
we nu de
namen van inheemse goden en godinnen en van enkele van hun aanbidders.
Het
blijkt dat vooral de godinnen hun inheemse namen hebben behouden,
waaraan in de
Romeinse tijd de toevoeging ‘Dea’ (‘godin’) werd geplakt. Een voorbeeld
is de
godin Nehalennia, die aan de huidige Zeeuwse kust werd vereerd. Enkele
mannelijke goden werden gekoppeld aan een Romeinse godheid, die
dezelfde
‘functie’ had. Zo werd de god Magusanus, die in de Late IJzertijd
vermoedelijk
al werd vereerd door middel van geofferd wapentuig en andere
voorwerpen,
gekoppeld aan de Romeinse (half)god Hercules. Hercules stond bij de
Romeinen
bekend als icoon van de strijders en paste daarom goed bij de inheemse
Magusanus. Hercules Magusanus was populair onder soldaten uit het
Romeinse
leger. De soldaten offerden, vermoedelijk na het einde van hun
diensttijd, hun
wapenuitrusting uit het Romeinse leger. Veel uitrustingsstukken zijn
terug
gevonden in de rivier bij de Romeinse tempel in Empel. Het offeren van
wapens
en uitrusting was een inheems gebruik, dat bij de Romeinen niet voor
kwam. De
militaire aanbidders van Hercules Magusanus moeten dan ook
waarschijnlijk
gezocht worden onder de soldaten die uit het Nederlandse gebied
afkomstig
waren.
Het uiterlijk van een god
De Romeinen brachten ook de gewoonte met zich mee
om goden
een menselijk uiterlijk te geven. Dankzij de gevonden wijaltaren kennen
we dan
ook wat afbeeldingen van inheems-Romeinse goden. Opvallend is dat de
afbeeldingen
van de goden vaak, maar niet zonder uitzonderingen, afgeleid lijken te
zijn van
de Romeinse mythologische wereld. Zo lijkt de godin Iseneucaega sterk
op de
Romeinse Diana en werd Hercules Magusanus afgebeeld als de Romeinse
Hercules,
met alle attributen die Hercules volgens de Romeinse verhalen hoort te
hebben.
Naast afbeeldingen op wijaltaren kennen we de godenwereld uit het
Romeinse
Nederland ook van de vele bronzen en pijpaarden beeldjes die overal
zijn
gevonden.
Zuilen voor Jupiter
Jupiterzuilen, ter ere van de Romeinse oppergod,
kwamen in
de beide Germaanse provincies, Gallia Belgica en verder naar het Zuiden
voor.
Ook Nederland kent vertegenwoordigers van dit monumenttype. Het waren
hoge
zuilen, waar bovenop een beeld van de Romeinse oppergod Jupiter
prijkte. In de
variant die het meeste voor komt rondom Keulen en elders in Germania
inferior,
zit Jupiter op een troon bovenop de zuil. De andere variant wordt
Jupiter-gigant-zuil genoemd, naar de Jupiter te paard, die over
giganten
(mythische wezens met slangenbenen) heen springt. Jupiter-gigant-zuilen
komen
veel voor in de regio rondom het Belgische Tongeren, waartoe ook
Maastricht
hoort
Godenpijlers
Godenpijlers zijn verwant aan de Jupiterzuilen.
Deze
vierkante zuilen waren rondom tot boven aan toe versierd met
afbeeldingen van
goden. Eén van de vroegst bekende godenpijlers is in Nijmegen
gevonden. Het was
een monument ter ere van de overwinningen van het Romeinse leger.
Bovenop
prijkte dan ook een beeld van de Romeinse keizer. Een latere
godenpijler is de
Maastrichtse Jupiterpijler van Derlon uit het midden van de tweede
eeuw. Binnen
de ommuring van een tempelcomplex werd de fundering van een bijna tien
meter
hoge Jupiterpijler aangetroffen. Bovenop de zuil prijkte een beeld van
een
staande Jupiter.
Margje
Vermeulen-Bekkering
Met dank aan dr. T.
Derks en dr. T.A.S.M. Panhuysen
Literatuur
Algemeen:
Derks, T.,
1998, Gods, Temples and
Ritual Practices.
The transformation of
religious ideas and values in roman Gaul.
(Amsterdam
Archaeological Studies 2).
Amsterdam
Es, W.A. van, 1981, De Romeinen in
Nederland. Bussum.
Verhart, L., 2006, Op zoek naar de
Kelten. Nieuwe
archeologische ontdekkingen tussen Noordzee en Rijn. Utrecht.
Vindplaatsen in Nederland:
Roymans, N. en T, Derks (ed.)1994, De tempel van Empel. Een
Hercules-heilgdom in het woongebied van de Bataven. (Graven naar het
Brabantse
verleden 2) ’s-Hertogenbosch.
Schegget, M.E.
ter, 1999, Late Iron Age human
skeletal remains from the river Meuse at
Kessel: a river
cult place? In: F. Theuws & N. Roymans, Land and ancestors :
cultural dynamics
in the
Urnfield period
and the Middle Ages in the Southern Netherlands.
Amsterdam.
Zee, K., 2005, Religie. In: W.J.H. Willems et al.
(ed.),
Nijmegen. Geschiedenis van de oudste stad van Nederland. Wormer 185-198
Jupiterzuilen:
Noelke, P., 1981,
Die Iupitersäulen und –pfeiler in der römischen Provinz
Germania
inferior. In:
G. Bauchhenss & P. Noelke, Die Iupitersäulen in den
germanischen Provinzen,
Köln/Bonn.
Panhuysen, T.A.S.M., 1996, Romeins Maastricht en
zijn
beelden. Maastricht/Assen
Panhuysen, T.A.S.M., 1997, Der grosse Iuppiterpfeiler von Hotel
Derlon in
Maastricht. Situla
36, 183-196.
Panhuysen, T.A.S.M., 2001, Mosae Traiectum / Maastricht. Eine
grabtypologische und
ikonographische Fundgrube. In: T.A.S.M. Panhuysen (Hrsg.), Die
Maastrichter
Akten des 5. internationalen
Kolloquiums über das provinzialrömische Kunstschaffen (im
Rahmen des
CSIR). Typologie,
Ikonographie und soziale Hintergründe der provinzialen
Grabdenkmäler und Wege
der ikonographischen Einwirkung. Maastricht 29. Mai bis 1. Juni
1997. Maastricht, 17-34.
Panhuysen, T.A.S.M., 2002, De Romeinse godenpijler van
Nijmegen-Kelfkensbos. De Navel van Nijmegen? Museumstukken 8. Nijmegen
Links
Algemeen:
Archeologienet
Cultuurwijzer
Limes.nl
Imperium Romanum (Duitstalig)
Livius.org (Engels)
Maastricht:
Museumkelder
Derlon.